Luilak
traditie, een oer-Hollandse traditie!
Luilak
is een niet-christelijk feest dat meestal wordt gevierd op de zaterdag voor
Pinksteren. Het is een feest waarbij langslapers en te laatkomers worden
bespot. Luilak wordt vooral door jongeren gevierd. Ze staan zeer vroeg op en
proberen iedereen wakker te maken door aan te bellen en lawaai te maken.
Daardoor
kan er zeer vroeg in de morgen opeens oorverdovende herrie op straat klinken.
Groepen schreeuwende jongeren scheuren op fiets en brommer door de wijk, een
lang touw achter hun voertuig aan slepend met potten, pannen, blikken en andere
dingen die lawaai maken.
Herkomst
Luilak
heeft geen banden met de kerkelijke pinksterviering. Luilak is een van de
weinige feesten waarvan de oorsprong door geen enkele religie wordt opgeëist.
Over herkomst en symboliek ervan bestaan verschillende theorieën. De
volkskundige J. Schrijnen ziet overeenkomsten met andere grappenfeesten die in
het kalenderjaar worden gevierd en waarbij in verschillende vormen ook
langslapers of telaatkomers worden bespot, zoals op Sint-Thomasdag
(21 december) of 1 april.
Andere
volkskundigen menen dat zowel luilak als Pinksteren voortgekomen zijn uit oude
Noordwest-Europese vruchtbaarheidsfeesten en dat vooral luilak doet denken aan
de Lupercalia van de Romeinen. Zij zien de figuur van
de luilak bij deze meifeesten als een personificatie van de lente. Het vele
lawaai zou bedoeld zijn om de lente uit zijn winterslaap te wekken. Een kind
dat onder een baldakijn in het dorp wordt rondgeleid zou daarbij symbool staan
voor de lente. De bijbehorende lawaaioptocht zou de winterdemonen verdrijven.
De luilak kan ook het afgelopen jaar symboliseren dat weggehoond en geslagen
wordt.
Weer
anderen beweren dat Luilak wel eens een uitloper van het joodse Leilach-feest zou kunnen zijn, waarop offers gebracht
werden om God te danken voor de oogst die men begon binnen te halen. Op de
vooravond van het Wekenfeest bleven de joodse mannen de hele nacht op om de thora te lezen, omdat men zich in het jaar 3308 op dat
bewuste feest verslapen zou hebben. Een andere verklaring is dat de luilak
oorspronkelijk de nieuwe mysterie-ingewijde was, die door de priester in een
doodsslaap was gebracht. Na drie en een halve dag werd hij eruit gewekt en was
daardoor helderziende geworden.
In
de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw was in een aantal plaatsen in
de strook van Den Helder tot Delft de luilakviering bekend. Door jongeren zijn
incidenteel pogingen gedaan om Luilak elders in het land te introduceren, maar
na 1945 lijkt de viering van Luilak zich vooral tot Amsterdam en de Zaanstreek
te beperken.
Luilak
in de twintigste en eenentwintigste eeuw
Vanaf
de jaren dertig van de twintigste eeuw doen, o.a. in Delft, Amsterdam en de
Zaanstreek, de gemeentelijke autoriteiten samen met heemkundige verenigingen en
jongerenwerk steeds weer pogingen om de luilakviering te controleren. Door het
organiseren van evenementen (officiële vuren, optochten, gratis
filmvoorstellingen, muziekoptredens) wordt getracht het vandalisme, dat de
overhand heeft gekregen boven het maken van lawaai, te beteugelen.
Na
de Tweede Wereldoorlog is de luilaktraditie voornamelijk nog te vinden in de
Zaanstreek, Amsterdam en Haarlem, maar ook in Delft en boven Breda in dorpen
als Raamdonksveer, Made en Zevenbergen bleef deze traditie bestaan. Het
verhuizen van veel Amsterdammers naar Almere maakte dat luilak ook daar voet
aan de grond kreeg. Dat was omstreeks 1980.
Begin
jaren negentig is er, zelfs in de Zaanstreek, niet zoveel meer over van de
'spontane' luilakvieringen. Wel organiseert het gemeentebestuur in de
luilaknacht nog allerlei evenementen, zoals gratis filmvoorstellingen, gratis
popconcerten in buurthuizen en officiële luilakvuren. Een 21ste-eeuws voorbeeld
is het Luilak Festival in Purmerend. In 2002 ontstond het idee om jongeren die
in de luilaknacht overlast veroorzaakten een positief alternatief te bieden.
Dat blijkt goed te werken en het evenement groeit ieder jaar.
Amsterdam
De
viering kent dus een sterke traditie rond Amsterdam. In de andere gebieden
is de viering door de eeuwen heen met vlagen wel en niet gevierd. De grootste
dip was tussen 1940–1965. Alleen in Amsterdam en de Zaanstreek werd
het toen nog uitgebreid gevierd. Na 1965 wordt het echter ook weer in andere
gebieden uitgebreider gevierd. In Haarlem is de traditie nooit weggegaan.
Luilak
is in de ogen van de negentiende-eeuwse cultuurhistoricus J. ter Gouw een
volks- en kwajongensfeest, het begin van de vele pinkstervermaken. Alle
laatkomers waren luilak en konden dit afkopen door te trakteren. De
straatjongens trokken in groepen rond, maakten rumoer en sleepten spullen mee
die aan de dichte deuren werden gebonden. In de zestiende en zeventiende eeuw
begon luilak al vrijdags en duurde de hele zaterdag. Niet zelden vochten mannen
en jongens met elkaar. In keuren zijn verboden te vinden.
In
het laatste decennium van de twintigste eeuw wordt in de Zaanstreek
geconstateerd dat de luilakviering tanende is. Luilak bestaat vrijwel
uitsluitend uit muzikale activiteiten in buurthuizen en jeugdhonks,
georganiseerd door het jongerenwerk. Voor eigen luilakvuren van de buurt is nog
maar weinig animo, waarschijnlijk omdat hiervoor een vergunning moet worden
aangevraagd. Toch blijven her en der meldingen opduiken van illegale
luilakbrandstapels, lawaai maken in de vroege ochtend en vernielingen.
Voor
de verminderde belangstelling voor luilak worden verschillende verklaringen
aangedragen, zoals het uit de weg gaan van confrontaties met de politie, het
gemeentelijk anti-luilakbeleid en het in vergetelheid raken van luilak bij
kinderen.
Anderzijds
zijn steeds pogingen in het werk gesteld om Luilak nieuw leven in te blazen. Zo
wordt in een op 'looielak' (luilak) gezette molen De
Kat op de Zaanse Schans (Zaanstad) luilak gevierd. Men kan meemaken hoe kappers
met oude messen scheren, molenbitter, luilakbollen en broeder proeven en
luisteren naar (volks)muziek. Oorspronkelijk was de viering georganiseerd als
gezellige avond voor molenaars uit de omgeving.
In
de jaren negentig adverteren ondernemers meer en meer met 'luilakkortingen' en
een kopje koffie voor de vroegkomende klanten.
Hollandse
luilaktradities op de vrijdag voor Pinksteren
In
de zestiende en zeventiende eeuw begon het 'luilakken' al op de vrijdag voor
Pinksteren. Die dag gingen de jongens er 's ochtends op uit om allerlei groen
te verzamelen, zoals biezen, klissen en vooral brandnetels. Die haalden ze uit
de vrije natuur, maar als dat niet mogelijk was, uit andermans tuin. Volgens
een oud volksgeloof heeft in het wild groeiend of gestolen groen een
bijzondere, magische kracht. Het zou bijvoorbeeld de vruchtbaarheid bevorderen.
Op
de vrijdag voor Pinksteren trokken de Zaanse jongens erop uit om groen te
verzamelen en takken van de bomen te snijden, waarmee ze zich de volgende
ochtend konden bewapenen voor de traditionele knokpartijen tussen de
luilakgroepen.
Hollandse
luilaktradities op de zaterdag voor Pinksteren
Zeer
vroeg op de zaterdagochtend voor Pinksteren kwamen groepen jongens bijeen.
Voorzien van het groen en de takken die ze de dag tevoren verzameld hadden,
trokken ze met veel kabaal door de straten. De jongen die ais laatste bij de
groep arriveerde werd 'luilak' genoemd. Hij kreeg een krans van gras en
brandnetels om zijn hoofd. Daarna leidden zijn vrienden hem langs de straten.
In Kennemerland heette deze luilakjongen de 'klisseboer'.
Hij was geheel met kleverige klissen bedekt. De kinderen reden hem in een klein
wagentje rond.
In
de jaren twintig van de vorige eeuw werd in de Zaanstreek Luilak met een 'korrie' gevierd werd. Een 'korrie'
was een laag, houten wagentje op vier wielen met aan de voorkant twee touwen om
de kar te trekken. Zeer vroeg op de luilakochtend verzamelden zich ongeveer
twintig jongens bij degene die de beschikking had over een 'korrie'.
Ze belaadden het wagentje met de groene takken en brandnetels die de dag
tevoren geplukt waren. Vóór de negentiende eeuw was het groen ook met bloemen,
vlaggen en linten versierd. De jongen die het laatst aankwam, werd als 'luilak'
geplaagd. Hij durfde zich verder niet meer te vertonen, omdat hij anders met
brandnetels geslagen zou worden. De jongens trokken de 'korrie'
met z'n allen voort. De gelukkige die erop zat, kon hem besturen met twee
touwen aan de achterkant. Allereerst mocht de eigenaar zelf op de kar tronen en
vervolgens zijn beste vriend. Daarna kwamen de anderen aan de beurt.
Eind
jaren twintig verbood de politie om nog langer met 'korries'
te lopen. Sinds die tijd ontstond de gewoonte om 'sleepies te trekken'.
Sleepies waren lange touwen waaraan allerlei stukken oud ijzer - zoals kapotte
emmers, blikken, bussen, pannen, deksels, teilen, ketels en kachelpijpen -
waren vastgebonden. De jongeren trokken de slierten dan lopend of met een fiets
met een enorm kabaal over de straatstenen.
Zowel
in de Zaanstreek als elders in Holland zongen en schreeuwden de luilakjongens
niet alleen, maar ook bekladden ze deuren en ramen met zeep of krijt en deden
ze aan belletje trekken. Bij deuren die de jongens nog gesloten vonden, bonden
ze de deurknoppen aan elkaar. Ze hingen er bossen brandnetels of allerlei
vuiligheid aan, zoals kadavers van katten, honden, kikkers of ratten en hoopten
een beloning te krijgen als ze dit weer zouden weghalen. Ook beukten ze op de
deuren en wierpen met straatstenen. Als een bewoner het waagde om de deur te
openen, sloegen ze hem met brandnetels.
Wanneer
twee groepen jongens elkaar tegenkwamen, gaf dat aanleiding tot woeste
luilakgevechten, waarbij alleen de meegebrachte takken of stokken als wapen
mochten dienen. Uiteindelijk gingen de jongens in troepen naar de velden buiten
de stad waar ze soms grote schade aanrichtten aan gebouwen. Elke groep ontstak
zijn eigen luilakvuur.
In
de Zaanstreek vierden niet alleen de jongens luilak. 's Ochtends vroeg - zij
het wat later dan de jongens - kwamen de meisjes in kleine groepjes bijeen. Ook
bij hen bestond de gewoonte om degene die het laatst was opgestaan met
brandnetels te slaan. Ze vlochten bloemenkransen en droegen die op het hoofd,
om de hals of om de polsen. Daarna gingen ze rond met een groene iepen-,
wilgen- of vliertak in de hand. Deze deed enigszins denken aan een
palmpaasstok, doordat de tak versierd was met suikeren ringetjes die met
kleurige strikken eraan vastgebonden waren.
Nadat
de vrouwen zich al weken met de voorjaarsschoonmaak hadden bezig-gehouden,
was het op luilakochtend de beurt aan de mannen. Hun taak bestond uit het zemen
van de ramen en het afschrobben van gevels en stoepen die door de luilakjongens
besmeurd waren.
Luilak
in Friesland
In
de negentiende eeuw beschreef W. Dijkstra de gewoonte van groepjes jongens om
in Franeker en Bolsward op de zaterdag voor Pinksteren rond te gaan met een
zogenaamde pinksterbloemjongen. Dat was een kind van zes of zeven jaar. De
pinksterbloemjongen liep onder een baldakijntje dat de vorm had van een
bijenkorf. Deze was gemaakt van hoepels en stokken met daaroverheen palmgroen,
bloemen, gekleurde lovertjes, uitgeblazen eierdoppen en rinkelende stukjes
vensterglas. De versiering was zo overdadig dat het kind daarbinnen grotendeels
onzichtbaar was. Een viertal grotere jongens begeleidden de pinksterbloem. Zij
boden kunstbloemen te koop aan en zo nu en dan schoven ze het groene behangsel
van de tempel opzij. Dan kon het publiek de kleine jongen even zien. Hij was in
het wit gekleed en had een krans van groen en bloemen op het hoofd. Bij elk
huis stak hij een napje uit in de hoop dat hij daarin een fooi zou krijgen.
In
Makkum bestond een soortgelijke luilaktraditie. De luilakjongen liep daar niet
zelf. Hij zat in een soort tempeltje op een houten ladder die bij twee grotere
jongens plat op de schouders lag.
Luilak
op Schiermonnikoog
Op
Schiermonnikoog komen elk jaar de elf leden van de feestcommissie op de
zaterdagavond voor Pinksteren bijeen. De leden zijn uitgedost met een halfhoge
hoed met wit-groen lint en een rozet op de revers. Hun taak is het oprichten
van de 'kallemooi'. Dit woord is waarschijnlijk een verbastering van kale
mei(boom). Het is een hoge staak met bovenin een groene berken- of meidoorntak.
Daaronder hangt een Nederlandse vlag met in het witte gedeelte het woord 'kallemooy'. Dan volgt een dwarslat met twee jeneverflessen
die diezelfde avond zijn leeggedronken en ten slotte een korf met een levende
haan erin. Deze haan dient te zijn gestolen. Hij is voorzien van voedsel en van
een vingerhoed jenever om het kraaien te bevorderen. Als de feestelijke staak
is opgericht, begint het kallemooifeest. Volgens oud
gebruik moeten de leden van de feestcommissie de paal op pinksterdrie
(de dinsdag na Pinksteren) vóór het donker weer neerhalen. Dit gebeurt nog
steeds zo.
Oorspronkelijk
bestond de feestcommissie alleen uit vrijgezellen. Direct na het oprichten van
de kallemooi begon de pinksterkermis met het bal, dat de 'kallemooi-step'
heette. Zodra bij dit bal de muziek stopte, kraaiden de jongens als hanen en
tokkelden de meisjes als kippen.
Luilak
op Terschelling
Op
Terschelling waren andere luilaktradities bekend. Zo gingen de jongens uit
Midsland op zaterdagochtend wilde bloemen zoeken. Daarbij vochten ze soms met
jongens uit andere dorpen. Van de bloemen maakten ze pinksterkransen, verfraaid
met uitgeblazen eieren en papieren knipsels. Op de ochtend van de eerste
pinksterdag trokken ze naar de ingang van het melkerspad.
Daar hielden ze elke boer aan die rond vijf uur terugkwam van het melken. Ze
vroegen dan of hij de pinksterkrans wilde hebben. Als hij toestemde, kreeg hij
de krans om zijn hals gehangen. Daarna volgden de jongens hem zingend naar zijn
boerderij. Daar aangekomen kregen ze een halve of een hele liter melk. De boer
zorgde ervoor dat deze hoeveelheid melk beslist naar wens was. Hij wist dat een
van de jongens wat stremsel in zijn melkemmer zou laten lopen als hij te weinig
gaf. Daardoor zou de melk ongeschikt worden voor het bereiden van boter.
Luilaktradities
op andere data
Het
Overijsselse plaatsje Genemuiden vierde op de ochtend van de eerste mei een
gebruik dat duidelijk als luilaktraditie te herkennen is. Die ochtend trokken
de jongelui van dit plaatsje zingend en met veel lawaai door de straten. Ze
bonsden op alle deuren waarachter ze een langslaper vermoedden. Wanneer er één
gevonden was, moest deze in z'n pyjama en met blote voeten in een tempeltje op
een versierde ladder kruipen. Zo droegen ze hem door het stadje. De luilak van
Genemuiden was meestal een kleuter en hij werd Luie Motte (letterlijk: lui
varken) genoemd.
Tegenwoordig
bestaan de groepen uit meisjes. Ze vertrekken vroeg in de ochtend en zijn in
nachtkleding. Eén loopt voorop met een bel. De ladder is versierd met
veldbloemen en op de ladder zit een kind of ook wel eens een pop. De
organisatie van het hele gebeuren is nu in handen van de oudheidkamer, die ook
de route voorschrijft en 's avonds de laddertjes jureert. Het is opvallend dat
dit luie-mottefeest duidelijke overeenkomsten
vertoont met de negentiende-eeuwse luilaktraditie van het Friese plaatsje Makkum.
In
de negentiende eeuw stonden jongens en meisjes in Coevorden op de ochtend van
de eerste pinksterdag bij de ingang van de gemeenschappelijke weide om te zien
welke koe daar als laatste aankwam. 's Avonds versierden ze het dier met
bloemen en allerlei groen. Dan leidden ze het onder gezang door de stad. Elders
in Drenthe leidden de jongelui op pinkstermaandag ook wel de koedrijver of -drijfster als langslaper rond.
Verder
waren er luilaktradities in Gelderland op Hemelvaartsdag en in Groningen op
Goede Vrijdag. Zo was het in Roodeschool gebruikelijk dat de kinderen op Goede
Vrijdag zeer vroeg naar school gingen. Wie daar als laatste aankwam, moest een
zakje met as op z'n rug nemen. Hij werd 'aaskejong'
of 'aaskepoester' (blazer in de as) genoemd. Terwijl
hij een rondgang door het dorp maakte, sloegen de andere kinderen voortdurend
met stokken op de zak, zodat wolken as in het rond stoven. De 'aaskejong' kreeg overigens wel de opgehaalde centen.
Pas
sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn er ook luilaktradities ontstaan
op de ochtend van Koninginnedag. Dit was bijvoorbeeld het geval in plaatsen als
Wijk bij Duurstede, Nieuwegein en Amsterdam. Van Wijk bij Duurstede is bekend
dat deze viering spontaan de kop op stak in het begin van de jaren zeventig,
toen kinderen met blikjes achter hun fietsen 's ochtends heel vroeg door de
straten reden. In Amsterdam liep de viering van Koninginnenacht zo uit de hand
dat dit in 1996 verboden werd. Tegenwoordig wordt het feest toch weer
toegestaan.
Luilakbollen
Een
luilakbol was een lekkernij die eruitzag als een rond wit broodje gevuld met
stroop. Het eten van warme luilakbollen was een gewoonte die tot ver in de
twintigste eeuw voorkwam, bijvoorbeeld in de Amsterdamse Jordaan en vooral in
de Zaanstreek. Van zeventiende-eeuwse schilders kennen we afbeeldingen van
bakkers die 's ochtends vroeg op hun koehoorns bliezen. Dit was het teken dat
de luilakbollen gereed waren en afgehaald konden worden. Wie in het gezin als
laatste was opgestaan, moest de anderen daarop trakteren. Wie het laatste op
het werk verscheen, gaf als traktatie een borrel.
De
luilakbollen hadden een harde bruine bovenkant. Ze werden warm gegeten bij het
ontbijt, met veel boter, stroop en bruine suiker en vaak in combinatie met
witte radijs.
Recept voor
luilakbollen
Benodigdheden:
250 bloem
20 gram gist
1 1/2 dl lauwe melk
1/2 eetlepel zout
geraspte citroenschil
60 gram gesmolten boter
100 gram rozijnen
10 gram krenten
1 losgeklopt ei
stroop
bruine suiker
Maak het gist aan met een beetje melk. Kneed daarna de bloem, zout,
gistmengsel, boter en melk tot een deegbal. Laat dat op een warme tochtvrije
plaats een uur rijzen. Meng daarna de rozijnen, krenten en de geraspte
citroenschil door het deeg. Vorm er bolletjes van en leg deze bolletjes op een
bakplaat. Laat de oven even lauw worden en zet hem daarna uit of bijna uit.
Schuif de bakplaat in de oven en laat de bolletjes ongeveer 30 minuten narijzen. Bestrijk de luilakbollen met wat eiwit en bak ze
in ongeveer 20 minuten tot een half uur gaar en bruin. Dien ze warm op met
stroop of met boter en bruine suiker.
Luilaklied
Luilak zonder verdriet!
Ken jij onzen luilak niet?
Onze luilak heit geslapen.
Op een stoel, daar hij op zat.
En 'n blok en 'n blok en 'n vierkant blok
en 'n blok met zes, zeven haken.
Dat heit onze luilak gedaan
en hij heit zolang geslapen.
Vandalisme
Tijdens
Luilak wordt er dus veel lawaai op straat gemaakt en belletje getrokken. Helaas
worden er ook vernielingen aangericht. Dit is eigenlijk altijd al zo geweest,
want in vroeger tijden gingen jongeren tijdens luilak ook met elkaar op de
vuist. Nu worden nog vaak huizen met eieren bekogeld of wc-papier in de bomen
gegooid.
Hoe bereid jij je voor op Luilak?
Ga jij de straat op of ontkoppel je juist jouw deurbel?